13. Laren-Vorden

DICHTERJE
In Laren drink ik koffie bij café, restaurant Stegeman. Het dorp is niet direct opwindend te noemen. Ik zit tegenover de protestantse kerk. Een gebouw met een bijzondere vorm. Het is een protestantse kathedraal op het platteland, strenge rechtlijnige dominees verzin je er zo bij. 47-2012-0331 pieterpad-route-13-staringkoepel-aan-berkel31-2012-0331 pieterpad-route-13-staringkoepel-aan-berkel Hoewel een bezoek wel zou moeten, vrees ik dat het interieur niet bijster spannend is en loop ik zonder spijt gevoelens door. In 2000 werd het interieur namelijk aan de veranderende inzichten in de liturgie aangepast. De kerk is overigens ook op slot, een belangrijk verschil tussen katholiek en protestants, van de eersten is de kerk vaak open. Het buurtschap Laren werd in 1295 voor het eerst genoemd in de archieven. Het betrof een aantal erven gegroepeerd in een naoberschap in de buurt van een kruising van wegen. Verder liggen er een beek (Verwoldse Molenbeek) en twee enken buiten het dorp. Waarschijnlijk is laare, lahr of laeren na de turbulente tijden in dit deel van Europa ontstaan bij doorwaadbare plekken in wat nu de Schipbeek en Berkel zijn. Het dorp is niet meer of minder dan een uit de kluiten gewassen boerengehucht. De naam komt meer in Nederland voor, net als in het westen bestond de omgeving uit woeste wouden, heidevelden en moerassen. Lao is een oud-Germaans woord voor woud en laoren is het meervoud hiervan. De wegen rond Laren zijn nog steeds erg op het agrarische deel van onze bevolking gericht. Hoewel amper 3% in de landbouw en veeteelt zijn bestaan vindt, is het hier al maar boer wat de klok slaat. Zo passeer ik dan ook een groot loonbedrijf met veel landbouwmachines op een veld.
Na de buurtschap Groot Dochteren kom ik bij een verlaten spoorlijn, die van Hengelo naar Zutphen. In de verte zie ik huis Ross. Het is eigenlijk buitenplaats ’t Ross. Deze buitenplaats, was zoals menig ander voor rijke stedelingen uit Zutphen die in de achttiende eeuw op hun pachtboerderijen dit soort buitens stichtten. De oorspronkelijk voor ’t Ross was ‘Veltcamp’ en wijst op een kamp bij het veld. Dit is een perceel bouwland aan de rand van de gemeenschappelijk gebruikte woeste gronden (het veld).

Ik passeer eerst het Twenthekanaal. Concrete plannen voor een kanaal dat Twente met het netwerk van grote Nederlandse waterwegen verbond waren er al in 1907. De textielindustrie wilde graag goedkoop grote hoeveelheden kolen en katoen aanvoeren. De spoorwegen hadden tot dan toe het monopoly op bulkgoederen, dus hoge tarieven. In 1919 volgde een speciale staatscommissie die onderzoek deed en het eerste plan in een wet vastgelegd waardoor Twente direct verbonden zou worden met de Boven-Rijn. (deze verbinding is er nooit gekomen). Toe ook de metaalindustrie (Stork Hengelo) vervoer nodig had ging in 1930 bij Zutphen de schop de grond in. Het kanaal werd in “vakken” gegraven te beginnen dus met het voorpand naar de IJssel bij Zutphen. In 1938 werd het project afgerond. Het werk werd onder leiding van ingenieurs van de Heidemij grotendeels uitgevoerd door werkloze arbeiders – gemiddeld zo’n duizend per dag, die hiermee een aanvulling op hun “steun” verdienden. Veel van het werk was handwerk; het kanaal is derhalve voor een groot deel uitgegraven met de schep. In totaal 65 kilometer. De volgende brug gaat over de Berkel. Een praatpaal houdt mij op, een stukje van de weg ligt namelijk de Staringkoepel. De paal geeft daarover informatie. Ik moet eerst stuk langs het riviertje de Berkel om bij het theekoepeltje uit te komen.
Dit theekoepeltje werd zo’n 150 jaar geleden gebouwd. Opdrachtgeefster was Mw. C. Staring, de jongste dochter van de dichter A.C.W. Staring. Tot aan haar dood in 1893 kwam ze vaak in de koepel om er te genieten van de rust en de natuur. Er is een gedicht van haar vader aangebracht op een van de muren. Staring was een romantische dichter, een van de weinige Nederlanders die als zodanig bekend staan. Zijn romantische inslag betrof zowel hetgeen waarover hij schreef (legenden, beschrijvingen van de natuur) als de wijze waarop hij dat deed (gevoelig en humoristisch). Veel waardering ondervond hij echter niet, onder meer omdat zijn literaire werk moeilijk toegankelijk zou zijn. Om bij het koepeltje te komen moet ik met een handpondje naar de andere kant van de Berkel. Het bouwwerkje is geheel open. Uiteraard ga ik eerst naar boven. Aan de muur boven aan de trap kom ik het eerste gedicht tegen. Zwaar gedragen met vreemde dichterlijke woordspelingen.

Herdenking39-2012-0331 pieterpad-route-13-staringkoepel-aan-berkel
Wij schuilden onder dropplend lover,
Gedoken aan de plas.
De zwaluw glipte ’t weivlak over
En speelde om ’t zilvren gras;
Een koeltje blies, met geur belaân,
Het leven door de wilgenblaân
.

’t Werd stiller; ’t groen liet af van droppen.
Geen vogel zwierf meer om.
De dauw trok langs de heuveltoppen
Waarachter ’t westen glom.
Daar zong de Mei zijn avondlied!
Wij hoorden ‘t, en wij spraken niet.
Ik zag haar aan, en, diep bewogen,
Smolt ziel met ziel ineen.
O toverblik dier minlijke ogen
Wier flonkring op mij scheen!
O zoet gelispel van die mond,
Wiens adem de eerste kus verslond!
Ons dekte vreedzaam wilgenlover.
De scheemring was voorbij.
Het duister toog de velden over
En dralend rezen wij.
Leef lang in blij herdenken voort,
Gewijde stond! geheiligd oord!

Er is niemand, aan de muren hangen plaatjes van vogels. De muren bevatten ook een paar foto’s van de oude toestand. Ik open een beetje brutaal een van de laadjes. Daarin het gedicht lentezang, zeer toepasselijk in deze tweede week van dat jaargetijde.

Lentezang34-2012-0331 pieterpad-route-13-staringkoepel-aan-berkel
Geen nevelig duister
Bedekt meer het veld;
Geen blinkende kluister,
die ’t beekje meer knelt;
Het stormen is over;
De buien zijn heen;
Wat ritselt in ’t lover
Is zefir alleen.
Vol bloeisel van boven,
Vol bloemen omlaag,
Staan velden en hoven,
En telgen en haag!
De Vrolijkheid dartelt
In klaverrijk Gras,
Zij wemelt, zij spartelt,
In vlieten en plas.
De wouden herhalen
Hun feestelijk lied;
Ook zwijgt, in de dalen,
De leeuwerik niet.
Van Echo vervangen
Bij ’t rijzen der maan,
Heft gij nog uw zangen
O Nachtegaal aan!
Geen nevelig duister
Bedekt meer het veld,
Geen blinkende kluister,
Die ’t beekje meer knelt!
Ontvlucht nu de steden,
Wie vreugde begeert!
Ontvlucht ze nog heden –
De Lente regeert!

Van hier is het naar Vorden nog een hele wandeling door het Groote Veld. Rond 1920 werd het gebied bebost met Lariks, Douglas, Fijnspar en grove Den. Nog altijd domineren deze bomen het Grote Veld. Natuurmonumenten brengt daar op dit moment verandering in. Geleidelijk worden de bomen gekapt en wordt het overwegend donkere en eentonige naaldbos volgens deze organisatie een gevarieerd natuurbos, met streekeigen bomen, planten en struiken groeien. Je vraagt je wel af wat men daar mee bedoelt.

Een ander kasteel dat ik passeer is Het Enzerick. Dit is een in 1835-1836 gebouwd neoclassicistisch landhuis. Gesloten voor publiek, je mag er zelfs niet in de buurt komen. Ik loop door naar Vorden. Hoewel de trein staat te wachten ga ik eerst naar het centrum van deze plaats. Koop een broodje ne neem daarna de trein terug naar Winsum.

16 km, 31 maart 2012

Flickr Album Gallery Powered By: Weblizar

Links: