4. Zuidlaren-Rolde

Warrig
Zuidlaren - RoldeEen beetje warrig gaat het wel als ik de bus op de Zuidlaarder Brink uitstap. Ook het boekje van de NIVON (Pieterpad club) is niet helder. Looprichting Assen staat er, zonder kompas weet ik niet goed wat men bedoelt. Eerst haal ik maar een (gratis) kopje koffie bij de Jumbo. Daarna steek ik de straat over en kijk eens naar het beeldje van Berend Botje. Bébé oftewel de edelman Lodewijk van Heiden (1773-1850). Lodewijk kwam uit de familie Van Heiden Reinestein, die de havezate Laarwoud hier in Zuidlaren bewoonde. Hij is de enige Nederlandse zeeheld die in Drenthe werd geboren. Hij bracht lange tijd door in dienst van de Russische tsaar, in 1827 versloeg hij, als een van de geallieerde “drie admiraals”, de Ottomaans-Egyptische vloot in de Slag bij Navarino bij de laatste grote zeeslag met houten zeilschepen. De Grieken noemden hem als bevrijder liefkozend bébé (vader), wat mogelijk verbasterd werd tot Berend Botje. In 1832 keerde hij als held in Zuidlaren terug, kon daar niet aarden, vertrok naar Amerika en daarna naar Letland en kwam nooit weer terug. Het beeldje is ontsierd met een groene vuilnisemmer die ik er voor de foto vanaf haal. Al eerder was het beeldje slachtoffer van vandalisme.

De Stichting Recreatiebelangen Zuidlaren vatte in 1964 het plan op om een kunstwerk, voorstellende Berend Botje, te realiseren. Het beeld werd ontworpen door Willy Pot en werd op 1 juli 1967 onthuld. Hier staat een replica, het originele beeld is niet meer in het centrum van Zuidlaren te vinden. De “boom” die het mannetje vasthoudt was al eens verdwenen en provisorisch vervangen door de steel van een bijl. Vandalisme en de slechte kwaliteit van het materiaal waarvan het beeldje is gemaakt, zorgden voor aftakeling. Het origineel staat sinds 2009 in een loods bij het Molenmuseum.

De weg gaat verder over twee van de zeven brinken die het dorp rijk is. Oorspronkelijk lag zo’n brink aan de rand van het dorp (vergelijk het Engelse brim = “rand”) waar de koeien en schapen ’s avonds en ’s ochtends bijeenkwamen. Op die brink plantte men eiken of populieren om te gebruiken als bouwmaterialen. Door de groei van de dorpen kwam de brink vaak in het centrum van het dorp te liggen. Bovendien vonden op de brink wel markten plaats, waardoor het een centrale functie kreeg. De aanwonenden of gelanders waren gezamenlijk eigenaar van de brink en van de es. De dobbe is een plaats waar drinkwater voor het vee was. Ondanks een hek is de Dobbe op de Brink hier aan de zuidzijde van het dop toch van een kleine ijsbaan voorzien. Op deze Brink ook een synagoge.

In 1884 werd de synagoge van Zuidlaren feestelijk in gebruik genomen, nadat een jaar eerder een kleine plaatselijke gemeente was gesticht. Helaas moest die in 1925 al weer worden opgeheven omdat men geen ‘minje’ meer kon maken, tien volwassen joodse mannen zijn nodig om een godsdienstoefening te kunnen houden. Het gebouw werd verkocht om in de volgende tachtig jaar voor allerhande doelen te worden gebruikt en ook wel misbruikt. Twee keer stond het op de nominatie om gesloopt te worden, beide keren kon dat gelukkig worden voorkomen. In 1998 besloot een aantal Zuidlaarders een comité in het leven te roepen dat de gedachtenis aan hen moest vastleggen door middel van een monument. In 2000 werd het onthuld tegen de zuidmuur van de voormalige synagoge. Het is heel pijnlijk om ook de naam van de in Auschwitz vermoorde 10-jarige Bernard van Dam te lezen. .

Al slingerend door het dorp kom ik bij een bosje, de toegang tot Dennenoord. Het bosje heeft iets merkwaardigs, dat blijkt ook wel uit de stille getuigen die in de bomen staan gekerfd. Hoeksma 1946, lees ik. Dat moet een patiënt geweest zijn die na de oorlog hier zat. Ik arriveer bij Dennenoord. Tegenwoordig wordt Dennenoord door de instelling Lentis ingezet als een psychiatrisch ziekenhuis. Het psychiatrisch ziekenhuis is verdeeld over verschillende instellingen op het terrein van Dennenoord, dat maakt het tot een klein ‘dorp’ met verschillende brinkjes en veel groen. Midden op het terrein staat een kleine watertoren.
Voor de bouw van een modern krankzinnigengesticht kocht de Vereeniging tot Christelijke Verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders in Nederland in 1892 een stuk Dennenbos ten westen van Zuidlaren aan. Het gesticht werd in 1895 geopend.
Het oorspronkelijk uit vier paviljoens bestaande complex was in 1930 uitgegroeid tot achttien paviljoens en beschikte over een kerk met pastorie, werkplaatsen, een groentetuin en een eigen veestapel. Om ook patiënten op vrijwillige basis te kunnen opnemen, werd besloten tot de oprichting van een tweede gesticht. Dit Noordersanatorium, een monumentaal gebouw, dat was ontworpen door de Groningse architect Egbert Reitsma, werd in 1935 geopend. Tijdens de jaren 1940-1945 moest het Noordersanatorium op last van de Duitse bezetter worden ontruimd. Na de bevrijding was deze plaats enkele maanden districtsgevangenis voor politieke delinquenten.
Door nieuwe ontwikkelingen op psychiatrisch gebied kwam het accent van de zorg nu meer te liggen op chronische aandoeningen en veranderde de instelling na 1975 definitief van een bewaarcentrum in een verpleeginrichting.

Bij de ingang van het hoofdgebouw staat een gedicht van Remco Ekkers, ‘Hulp’.

Totdat er iemand komt die mij ziet
in de stilte die naar me luistert
in het donker is geen plekje in mijn hersenen
waar het geluk zit, maar wanneer ik
genees van mijn gesloten toekomst
wordt het daarboven weer soepel
lenige zenuwcellen, herstellende banen
Zuidlaren - Rolde

Na verlaten van het terrein loop ik verkeerd, niet vreemd want dat had ik ook de vorige keer ook gedaan. Door een smal tunneltje onder de N34 kom ik in Schipborg. Het stroomgebied van het Schipborgsche diepje ligt er onder een laagje sneeuw pittoresk bij. Uit de verte komen wandelaars over de hard bevroren landbouw gebieden aangelopen. De harde wegen lijken soms wel op asfaltwegen, zo prettig begaanbaar zijn ze.

Uiteindelijk beland ik in de Gasterse Duinen. Al ruim 5000 jaar geleden, waren mensen hier actief. Een niet altijd even bekend cultuurhistorisch fenomeen uit de middeleeuwen zijn de oude karrensporen. Vóór 1800 was in Drenthe geen sprake van ontworpen wegtracés. Karrensporen waaierden van dorpen uit over heidevelden om zich weer te concentreren bij het volgende dorp. De ouderdom van deze wegsporen kan terug gaan tot in de prehistorie.

In Gasteren in pannenkoekenhuis Brinkzicht neem ik wat warme chocolademelk om vervolgens de tocht weer door te gaan. Bij vertrek vergeet ik de tracking op mijn iPhone weer aan te zetten. Enigszins verward loop ik het dorp uit, ergens moet ik rechtsaf het Balloërveld op. Al zie ik het veld, nergens een rechtsaf. Uiteindelijk kies is maar voor een plek waardoor ik op een houten wandelpad tussen de bomen en naast het Balloërveld kom. Het pak sneeuw dat hier vorige week ongetwijfeld nog lag is nog minimaal. De zandpaden zijn zelfs sneeuwvrij.

Het Balloërveld is een hoog plateau tussen de stroomdalen van het Loonerdiep en het Rolderdiep. Het wordt daar begrensd door graslanden. Het huidige Balloërveld is ontstaan door een samenspel van mens en natuur. Heidevelden waren tot ongeveer 1920 onmisbaar voor de agrarische bedrijfsvoering. Ze werden gebruikt als weidegronden en als leverancier van plaggen. In de venige laagtes is door vervening open water ontstaan, de meertjes zijn door de vrieskou en de overgebleven sneeuw net witte stippen in het veld. In de Tweede wereldoorlog werd hier een antitankgracht aangelegd. Later oefenden, toen ons leger nog tanks had, het Nederlands leger hier tot 2006. De aangelegde boscomplexen zijn daar nog een herinnering aan. De huidige eigenaar, Staatsbosbeheer, streeft er naar het Balloërveld meer te integreren met de omliggende gronden en kapt die bomen weer. Dat men zulks doet is prima, maar dat het hele veld met vreemde lelijke bordjes is behangen is minder fraai.

Her en der herken je duidelijk de grafheuvels. De oudste heuvels werden al in de nieuwe steentijd aangelegd en bestaan uit opgeworpen zand. De wat jongere heuvels werden gebouwd met plaggen. In de heuvels begroef men de meest vooraanstaande personen in een boomkist. Later, in de bronstijd, werden de doden gecremeerd en in een urn begraven op een gemeenschappelijke begraafplaats. Het Balloërveld werd tot in de ijzertijd bewoond, immers de jongste graven stammen uit die periode. De doden werden gecremeerd en de resten werden zonder urn bijgezet onder een kleine, lage grafheuvel.

In een door defensie aangelegde bomenrij ontwaar ik een herder met zijn schapen. Ik ontmoet Albert Koopman. Sinds begin jaren tachtig graast zijn kudde het Balloërveld af. Albert heeft eigenlijk maar één streven: het in stand houden van zijn kudde. In de loop van de jaren heeft hij het Drentse Heideschaap volgens de oude kenmerken van het ras gefokt en er zo voor gezorgd, dat dit zeldzame schaap voor uitsterven werd behoed. In 2006 ontving Albert, bij zijn 25 jarig jubileum als herder, als kroon op zijn werk van de Stichting Zeldzame Huisdierrassen het predicaat Erkend Fokcentrum. De schapen zijn ook mooi van vorm. Ze lijken groter en steviger dan de kleine wolproducenten die elders rondlopen.

Als ik uiteindelijk het veld verlaat zie ik in de verte ook het kerkje van Rolde. Via Assen kom ik met de trein weer in Groningen terug.

19 km, 11 februari 2012

Flickr Album Gallery Powered By: Weblizar

Links: